Canalblog
Editer l'article Suivre ce blog Administration + Créer mon blog
Publicité
BAC-lessen op afstand
13 février 2008

les 13 - woensdag 13 februari 2008

Hallo baccers,

Hierbij de opgaven voor deze week.

OPDRACHT 1
Jullie gaan je de komende tijd onderdompelen in de onregelmatige werkwoorden. Volgende week krijgen jullie een lijst met de onregelmatige werkwoorden op papier thuisgestuurd.
Tot de tijd hieronder al de nodige werkwoorden. Jullie gaan jullie week van vorige week beschrijven. Dit hoeft niets speciaals te zijn, jullie gaan simpelweg beschrijven wat er gebeurd is, wat jullie gedaan hebben, etc. Let goed op:
imperfectum  gebruik je om een situatie in het algemeen te beschrijven, het perfectum om op de belangrijkere details in te gaan, de dingen die je echt GEDAAN hebt (en niet: deed)
bijvoorbeeld:
"Ik zat op een stoel. Ik heb een boek gelezen."
"De ruimte was leeg. Hij heeft alle spullen eruitgehaald."
Schrijf ongeveer 250-300 woorden en gebruik dus minstens 20 verschillende onregelmatige werkwoorden uit de onderstaande lijst. Je mag ook ook andere dingen uit het verleden praten, als je niet aan genoeg woorden komt bij het schrijven over vorige week. Succes!

Infinitief        imperfectum    perfectum

bederven bedierf bedorven** (derven is echter zwak)
bedriegen bedroog bedrogen
beginnen begon begonnen*
bergen borg geborgen
bevelen beval bevolen
bezwijken bezweek bezweken*
bidden bad gebeden
bieden bood geboden
bijten beet gebeten
binden bond gebonden
blazen blies geblazen
blijken bleek gebleken*
blijven bleef gebleven*
blinken blonk geblonken
breken brak gebroken*
buigen boog gebogen
dingen dong gedongen
doen deed gedaan
dragen droeg gedragen
drijven dreef gedreven
dringen drong gedrongen
drinken dronk gedronken
druipen droop gedropen
duiken dook gedoken
dwingen dwong gedwongen
eten at gegeten (echter deelwoord overéten zonder g)
fluiten floot gefloten
gaan ging gegaan*
gelden gold gegolden
genezen genas genezen
genieten genoot genoten
geven gaf gegeven
gieten goot gegoten
glijden gleed gegleden
glimmen glom geglommen
graven groef gegraven
grijpen greep gegrepen
hangen hing gehangen
heffen hief geheven
helpen hielp geholpen
hijsen hees gehesen
houden hield gehouden
houwen hieuw gehouwen (echter beeldhouwen is zwak)
kiezen koos gekozen (echter naast uitverkozen ook uitverkoren)
kijken keek gekeken
kijven keef gekeven
klimmen klom geklommen
klinken klonk geklonken
kluiven kloof gekloven
knijpen kneep geknepen
komen kwam gekomen*
krijgen kreeg gekregen
krijten kreet gekreten
krimpen kromp gekrompen
kruipen kroop gekropen
kwijten kweet gekweten
laten liet gelaten
lezen las gelezen
liegen loog gelogen
liggen lag gelegen
lijden leed geleden
lijken leek geleken
lopen liep gelopen*
luiken look geloken*
mijden meed gemeden
moeten moest gemoeten** (ontmoeten is echter zwak)
nemen nam genomen
nijgen neeg genegen
nijpen neep genepen
plegen placht - (in bet. "de gewoonte hebben"; VT kan ook zwak zijn)
plegen pleegde gepleegd (in bet. "begaan")
pluizen ploos geplozen
prijzen prees geprezen
rieken rook geroken
rijden reed gereden
rijgen reeg geregen
rijten reet gereten
rijzen rees gerezen*
roepen riep geroepen
ruiken rook geroken
schelden schold gescholden
schenden schond geschonden
schenken schonk geschonken
schieten schoot geschoten
schijnen scheen geschenen**
schijten scheet gescheten
schrijden schreed geschreden
schrijven schreef geschreven
schuiven schoof geschoven
slaan sloeg geslagen
slapen sliep geslapen
slijpen sleep geslepen
slijten sleet gesleten
slinken slonk geslonken*
sluipen sloop geslopen
sluiten sloot gesloten
smelten smolt gesmolten
smijten smeet gesmeten
snijden sneed gesneden
snuiten snoot gesnoten
snuiven snoof gesnoven
spijten speet gespeten
spinnen spon gesponnen
splijten spleet gespleten
spreken sprak gesproken
springen sprong gesprongen*
spruiten sproot gesproten*
spuiten spoot gespoten
staan stond gestaan
steken stak gestoken
stelen stal gestolen
sterven stierf gestorven*
stijgen steeg gestegen*
stijven steef gesteven* in bet. "met stijfsel behandelen"
stinken stonk gestonken
strijden streed gestreden
strijken streek gestreken
stuiven stoof gestoven
tijgen toog getogen
treden trad getreden
treffen trof getroffen
trekken trok getrokken
uitscheien schee uit uitgescheeën* (spreektaal, onregelmatig; merk op dat uitscheiden zwak is en vervoegd met hebben)
vallen viel gevallen*
vangen ving gevangen
vechten vocht gevochten (echter bekvechten is zwak)
verdrieten verdroot verdroten
verdwijnen verdween verdwenen*
vergelijken    vergeleek    vergeleken
vergeten vergat vergeten**
verlaten verliet verlaten
verliezen verloor verloren**
verslinden verslond verslonden
vertrekken vertrok vertrokken
verzinnen verzon verzonnen
verzwelgen verzwolg verzwolgen* (echter zwelgen is ook zwak)
vinden vond gevonden*
vlechten vlocht gevlochten
vliegen vloog gevlogen (echter zweefvliegen is zwak)
vóórkomen kwam voor voorgekomen*
voorkómen voorkwam voorkomen*
vreten vrat gevreten
vriezen vroor gevroren
wassen wies gewassen [groeien]*
wegen woog gewogen
werpen wierp geworpen
weten wist geweten
wijken week geweken*
wijten weet geweten
wijzen wees gewezen
winden wond gewonden
winnen won gewonnen**
worden werd geworden*
wreken wrak gewroken
wrijven wreef gewreven
wringen wrong gewrongen
zenden zond gezonden
zien zag gezien
zingen zong gezongen
zinken zonk gezonken* (verzinken sterk in bet. "laten wegzakken", zwak in bet. "galvaniseren")
zinnen zon gezonnen
zitten zat gezeten
zuigen zoog gezogen (echter stofzuigen is ook zwak)
zuipen zoop gezopen
zwellen zwol gezwollen
zwemmen zwom gezwommen
zweren zwoer gezworen (in de betekenis van een eed of trouw zweren)
zweren zwoor, zweerde gezworen (in de betekenis van etteren)
zwerven zwierf gezworven
zwijgen zweeg gezwegen

OPDRACHT 2
Ga naar www.nosjournaal.nl , ga naar "Beeld en Geluid" en kijk het journaal van 18.00 uur van 13 februari 2008.
Kies drie onderwerpen uit die besproken worden en schrijf van ieder onderwerp een korte samenvatting van zo'n 70 woorden.

Succes. Groet,
Luuck

Publicité
Publicité
Commentaires
BAC-lessen op afstand
Publicité
Publicité